MINDMAP
Recensie 1 Een ongelukkige keuze De campagne Nederland Leest van de CPNB heeft de laatste jaren interessante boeken uitverkoren om uitgedeeld te worden op scholen en in bibliotheken. De grote zaal van Jacoba van Velde was bijvoorbeeld een verrassende keuze. De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans en Oeroeg van Hella S. Haasse waren voor de doorsnee lezer minder opzienbarend, maar voor leerlingen die deze boeken voor het eerst lezen, telt dat argument natuurlijk niet. Dit jaar, in het jubileumjaar van Louis Couperus, is gekozen voor Erik of het klein insectenboek. Een lichtgewicht tussen de rest van de campagneboeken. Van een schrijver die een groot deel van zijn roem te danken had aan clowneske optredens op radio en tv en die nooit het grote werk heeft geschreven waartoe hij staat werd geacht. Erik Pinksterblom, de negenjarige hoofdpersoon, van deze roman stapt in het schilderij dat hij ‘Wollewei’ noemt en op zijn slaapkamer hangt. Portretten van al lang overleden familieleden zijn daarvoor al tot leven gekomen, maar als Erik zelf over de lijst ‘Wollewei’ instapt dan treedt hij een nieuwe wereld binnen: de wereld van insecten. Omdat hij net Solm’s Beknopte Natuurlijke Historieaan het bestuderen is (het boek ligt onder zijn hoofdkussen) is hij nit bang maar voornamelijk geïntrigeerd door de beesten die hij tegenkomt. Dat leidt tot licht-komische ontmoetingen zoals met de wesp (‘weps’ zegt Erik) die net als de rest van de familie nogal uit de hoogte doet. Hij ontmoet diverse insecten in het insectenpension van een slak en behoedt een vlinder voor een wisse dood door aan anderen uit te leggen dat het normaal is dat een rups verpopt. Dat hoofdstuk in Solm’s kent hij al goed. Op grond van deze kennis wordt hij door de andere insecten aangezien voor een wijs man. Zelfs de mieren komen hem vragen hoe ze hun taken moet uitvoeren. Als ze maar gewoon doen net als anders komt het wel goed is steeds het advies van Erik die naarmate het boek vordert meer heimwee krijgt naar zijn oude huis. Het zijn allemaal leuke en aardige ontmoetingen. Op een ongelukkige regenworm die helaas in de knoop raakt en het er niet levend afbrengt en een vervaarlijke spin die Erik naar het leven staat na blijft alles van een kinderlijke lichtheid. Daarbij is het verhaal ook opgetekend door een uitleggerige alwetende verteller (met negentiende-eeuwse inleidende tekstjes die bij ieder hoofdstuk samenvatten wat er volgt. Ook de dialoogtekstjes zijn nogal uitleggerig: ‘zei Erik beslist’, ‘sprak Erik beslist’, ‘mompelde Erik’, ‘riep Erik ongeduldig’, ‘commandeerde Erik’, ‘mompelde Erik’, ‘riep Erik boos’. Laat ik het nu maar ronduit zeggen: Erik of het klein insectenboek is een vrolijk maar niet heel erg diepgravend boekje. Onderhoudend op zijn hoogst. Alice in wonderland van Lewis Carroll is absurder en beter geschreven. De kleine Johannes van Frederik van Eeden, een inspiratiebron voor Bomans, is spiritueler, sprookjesachtiger en heeft ook een politieke laag. Die roman van meer dan een eeuw oud ben ik gaan lezen na Bomans. Je ziet meteen het verschil tussen literette en literatuur. Misschien is dat de belangrijkste verdienste van deze keuze van Nederland Leest: je gaat de echt klassieke werken meer waarderen. http://www.tzum.info/2013/11/recensie-godfried-bomans-erik-het-klein-insectenboek/ Recensie 2 Godfried Bomans Hoewel ik opgroeide in een gereformeerd gezin, stond Godfried Bomans bij ons thuis in de boekenkast. Opmerkelijk in dat verzuilde Nederland van de jaren zestig. Maar de rooms-katholieke Bomans ‘kon’. Zijn erudiete oubolligheid paste perfect bij mijn vader, hoofd van een ‘school met den bijbel.’ Godfried Bomans was bij een groot publiek populair, hij was de eerste schrijver die veel op tv verscheen bijvoorbeeld, maar in de literaire wereld beklijfde hij niet. Een talent, maar helaas niet aan het echt grote literaire werk toegekomen, te ijdel en te versnipperd, luidde het oordeel. En ja, wie leest hem nog? Nou wij dus allemaal, als het aan de CPNB ligt. Daar hebben ze een fijne neus, bij het kiezen van het jaarlijkse ‘Nederland Leest-boek’. Het is altijd zo’n boek dat je lang geleden las, en dat je waarschijnlijk nooit meer uit de kast had gehaald. En voor jongeren is het een ideale manier om met een schrijver kennis te maken. (Lekker dun boekje, na Het puttertje van vorige week kwam het mij ook wel uit, maar dit terzijde). Erik of het klein insectenboek. Ja, dat hij héél klein werd wist ik nog en dat hij in de insectenwereld terechtkwam, maar verder… ik was vergeten dat hij daar terechtkomt via een schilderij dat boven zijn bed hangt. ‘ Nu de reuzenzwaai uit de gymnastiekles’ prevelde Erik. Hij klemde zijn tanden opeen, pakte de onderlijst met beide handen beet, en…tjoep! in een boogje vloog hij over de lijst en viel in het frisse, zachte gras.’ De eerste met wie hij kennismaakt is de familie wesp, die van adel is. Dan wordt hij door een hommel gedropt in een hotel, dat gerund wordt door een slak. ‘Maar hoe héét het? Kijk dat is nu de grote vraag,’ antwoordde de slak, ‘daar zijn we nu al tien jaar over aan het nadenken.’ En zo leert hij de mieren, wormen, kevers en vlinders kennen, allemaal met hun eigenaardigheden, die verdacht veel op die van mensen lijken. Het grappige is dat de negenjarige Erik zijn kennis over de insecten haalt uit een schoolboekje Solms’ beknopte natuurlijke historie. Daardoor wordt hij gezien als iemand die beter weet dan de insecten zelf hoe ze zich moeten gedragen. Terwijl een instinct Erik zelf zo handig lijkt!! Er zitten wel meer geestige ‘omkeringen’ in. Zo vindt de doodgraver dat dieren dood horen te zijn. Als Erik zegt dat hij voorlopig niet van plan is dood te gaan, zegt hij glimlachend: ‘zegt u dat niet al te vlug. Het geval kan nog een gunstige wending nemen. (…) Ik zeg altijd maar: zolang er leven is, is er hoop.’ Grappig? Ja, best grappig. Het sprookje is nog steeds leuk om te lezen, maar het is geen verpletterend meesterwerk. Bedenk dat Bomans een 26-jarige student was toen hij het schreef. Het was meteen een succes en is eindeloos herdrukt. De diverse voorwoorden staan achter in het boekje. Als je die tijd echt wil proeven, moet je die lezen. Over oubollig gesproken!!! Daarbij vergeleken is Erik ‘superfris’. https://www.ncrvgids.nl/miekesleesclub/recensie-mieke/8354/erik-of-het-klein-insectenboek/ boekverslag 1. Auteur: Godfried Bomans. Godfried Jan Arnold Bomans werd op 2 maart 1913 geboren in Den Haag, als vierde telg van een streng katholiek gezin. Na de basisschool doorliep Bomans de gymnasiumafdeling van een lyceum in Haarlem. Hier begon hij met het schrijven van artikelen voor de schoolkrant; ook schreef hij in de vijfde klas een toneelstuk met rollen voor de hele klas. Bomans' echte literaire debuut waren de poëzie en proza die hij schreef voor het literaire tijdschrift 'Het venster'. Na de middelbare school ging hij rechten studeren in Amsterdam. Dit werd echter geen succes. Schrijven werd steeds belangrijker voor hem en in 1936 verscheen zijn eerste boek, 'Pieter Bas', dat meteen een groot succes werd. Na zijn verblijf in Amsterdam huurde hij een kamer in Nijmegen en ging daar psychologie studeren. Daar schreef hij zijn roman 'Erik of het klein insectenboek'. Bomans overleed op 22 december 1971, op 58-jarige leeftijd, aan een hartaanval. Hij had toen 62 boektitels op zijn naam staan. 2. Titel: "Erik of het klein insectenboek". 3. Titelverklaring: "Erik" is de naam van de hoofdpersoon van het verhaal. "Of het klein insectenboek", de ondertitel, kan op twee manieren opgevat worden. Hiermee kan de schrijver het naslagwerkje bedoelen, 'Solms' Beknopte Natuurlijke Historie' genaamd, dat Erik voor school moet leren en dat hij later toepast op de insecten die hij ontmoet. Echter, logischer is de verklaring dat 'of het klein insectenboek' erop duidt dat de schrijver zijn boek in plaats van 'Erik' ook de titel 'Het klein insectenboek' had kunnen meegeven, vanwege de talloze insectensoorten die in het boek besproken worden. Citaat (p.21): "De kleine Erik lag, juist op het ogenblik dat dit boekje begint, in het oude bed van grootmoeder Pinksterblom met den troonhemel en de zijden kwasten, en keek over den rand van het blanke laken de schemerige kamer in. (…) Onder zijn hoofdkussen lag een boekje, 'Solms' Beknopte Natuurlijke Historie' geheten, en Erik moest daar voor morgen alle insecten uit kennen." 4. Eerste druk: 1941. 5. Genre: Humoristische roman, sprookje. Het boek is volledig fictief en de personages worden op een niet-realistische wijze geschetst (alle insecten kunnen praten); het verhaal is op humoristische toon geschreven. Citaat (p.39): "(..) vlak voor hem stond een reusachtige wesp, die hem onbewegelijk aanstaarde. Erik was een beleefd jongetje; hij boog diep en zeide: 'Dag meneer de weps.' 'Wesp,' sprak de wesp. 'Weps,' zei Erik blozend. Het was altijd één van zijn moeilijke woorden geweest. 'Wesp,' sprak de wesp, zonder zich in het minst op te winden, 'het is wesp.' Hij zweeg een volle minuut, en sprak toen rustig drie maal achter elkaar: 'Wesp. Wesp. Wesp.' 'Weps,' zei Erik. De wesp dacht een ogenblik na of hij er nog iets aan doen zou. Toen haalde hij zijn vleugels op (..)" Citaat (p.127): "'Staan blijven, mevrouw!' waarschuwde Erik, die zelfs in dit vreselijke ogenblik niet vergat dat een spin vrouwelijk was, 'als u doorloopt, bent u er bij.' De spin stond onbewegelijk op haar wijd uiteengeplante poten en keek met fonkelende ogen op Erik neer. 'Kwajongen!' riep zei met schrille stem, 'waarom heb je mijn web vernield, hè? Waarom, waarom, waarom?' Zij stampvoette van woede." 6. Perspectief: Auctoriaal perspectief. Er is sprake van een alwetende verteller, die het verhaal van Erik vertelt. Aan het begin van ieder hoofdstuk leidt deze kort de komende gebeurtenissen in. Citaat (p.21): “De lezer maakt kennis met een zekeren Erik Pinksterblom, en met de voornaamste insecten die ons vaderland bevolken. Hij wordt voor de zonderlinge feiten geplaatst, en vraagt zich aan het eind van dit hoofdstuk af waar dit alles eigenlijk naar toe moet.” Citaat (p.193): “En nu is dat alles al weer lang geleden; zo lang, dat als men Erik naar dien avond zou vragen, hij enkel vergenoegd wat glimlachen zou en uit het raam naar buiten kijken. Zo gaat het als men groot wordt! Want de kleine Erik is groot geworden – hij zou zelf Vader kunnen zijn van een zeer klein Erikje (..).” 7. Tijd van handeling: Het verhaal speelt zich in werkelijkheid af in één nacht, gedurende Eriks slaap. In zijn droom beleeft Erik echter een periode van enkele weken. Citaat (p.181): "'Ik verlang zo verschrikkelijk naar huis,' snikte Erik, 'ik hoor hier helemaal niet! Ik loop nu al drie weken in mijn pyjama rond en kan de lijst van het schilderij maar niet vinden! Wat zullen ze thuis wel zeggen?'" Citaat (p.189): "Het was alsof de wereld wijder en wijder werd, en toen hij het waagde tersluiks een blik om zich heen te werpen, zat hij rechtop in bed, in zijn eigen kamer, met beide vuisten zijn ogen uitwrijvend. De zon stak door het reetje van de gordijnen in zijn gezicht, en zo fel was dit licht, dat hij zijn hoofd op het kussen moest leggen. Erik was oneindig verbaasd. (...) Hij glipte zijn bed uit, en het volgende ogenblik hing hij over het kozijn naar buiten te kijken. Heerlijk fris zag alles er uit in den vroegen morgen (..)" 8. Plaats van handeling: Het verhaal begint in Eriks slaapkamer, waar het schilderij 'Wollewei' hangt. In zijn droom komt Erik terecht in de wereld van het schilderij, waar hij tussen de insecten belandt. Erik is zelf ook veel kleiner geworden, zodat hij bijvoorbeeld kan slapen in een slakkenhuis en op de rug van een vlinder kan zitten. Uiteindelijk komt Erik toch weer thuis, nadat hij mierenzuur in zijn ogen krijgt tijdens een veldslag. Citaat (p.36): "Erik ging rechtop in zijn bed zitten en keek ingespannen naar zijn geliefde schilderij. En werkelijk, de schapen hieven hun koppen op, de herder wuifde hem toe en de witte wolken dreven door de blauwe lucht van de ene lijst naar de andere. (..) tegelijk zag Erik dat zijn kussen tot een geweldige omvang was opgezwollen en als een besneeuwde berg voor hem lag. Doch bang was hij niet. Hij begreep dat hij klein, verschrikkelijk klein was geworden om in het land Wollewei te komen (..) 'Nu den reuzenzwaai uit de gymnastiek-les,' prevelde Erik. Hij klemde zijn tanden opeen, pakte de onderlijst met beide handen beet, en…tjoep! in een boogje vloog hij over de lijst en viel in het frisse, zachte gras." Citaat (p.72): "Hij stond stil om Erik de gelegenheid te geven het hotel goed te bekijken. Bij het licht van een lantarentje dat buiten hing doemden de omtrekken van een reusachtig slakkenhuis op. Het was alleraardigst." 9. Beschrijving/karakter van de hoofdpersonen: De hoofdpersoon is het jongetje Erik Pinksterblom. Hij is negen jaar en hij zit in de derde klas van de basisschool. Hij kan wel goed leren, maar hij is (tot zijn spijt) niet de beste van de klas. Hij droomt over het schilderij op zijn kamer en hij dan ook heel blij als hij de kans krijgt een bezoekje te brengen aan de wereld van 'Wollewei'. Hij gedraagt zich beleefd en goed opgevoed naar de insecten toe. Hij is een beetje naïef, hij heeft niet meteen de slechte eigenschappen van de insecten door en hij benadert de insecten erg onbevangen. Erik is een round character: zijn karakter krijgt steeds meer kenmerken en er worden nieuwe dingen aan toegevoegd. Zo voelt hij zich in het begin slimmer dan de insecten, omdat hij zijn kennis uit ‘Solms’ insectenboek’ heeft. In de loop van het verhaal komt hij er echter achter dat de insecten het zónder dit boekje goed doen. Hij stopt dan met het geven van adviezen, maar zegt slechts dat ze het zo moeten doen als altijd. Citaat (p.40/41): "'(..) Mag ik nu misschien éven uw naam weten?' 'Erik,' sprak Erik met een buiging, 'mijn naam is Erik.' 'Erik,' herhaalde meneer van Vliesvleugel, zijn voorhoofd fronsend, 'mij niet bekend. Is het van Erik of gewoon Erik?' 'Erik is pas het eerste stukje van mijn naam,' verklaarde Erik, 'spreek je het allemaal bij elkaar uit, dan wordt het Erik Pinksterblom.'" Citaat (p.167): “Overal werd zijn woord met eerbied aangehoord, doch Erik bepaalde zich er toe te verklaren, dat het goed ging zoals het ging en dat men maar nijver moest doorwerken. ‘Ik houd mij erbuiten,’ antwoordde hij, telkens als men hem iets vroeg, ‘doe maar. Ik geloof, dat het heel goed gaat.’ En dan knikte hij eens bemoedigend en wandelde verder.” De insecten uit het land (schilderij) ‘Wollewei’ zijn de belangrijkste bijpersonen. De insecten worden als mensen, met menselijke eigenschappen, beschreven. Elk van de insecten beeldt een (meestal negatieve) menselijke karaktertrek uit. Zo voelt de wespenfamilie, die van adel is, zich ver verheven boven de bijen (het ‘arbeidersvolk’) en bekijkt de doodgraver alles slechts vanuit zijn eigen standpunt. In het algemeen zijn de insecten allen nogal met zichzelf ingenomen en beschouwen ze hun eigen soort als superieur. De insecten zijn allen flat characters: hun karakters maken in de loop van het verhaal geen ontwikkeling door, slechts die ene karaktertrek wordt belicht en hun houding tegenover andere insectensoorten en tegenover de wereld verandert niet. Citaat (p.67): “’Nu, eerlijk gezegd, begrijp ik het ook niet helemaal,’ bekende de hommel. ‘Maar waarom leest u het dan?’ vroeg Erik verbaasd. De hommel geraakte zichtbaar in verlegenheid. ‘Ja,’ zeide hij, ‘ik lees het ook eigenlijk niet. Ik bekijk alleen maar af en toe den titel. Het mag nu gek klinken, maar telkens als ik die woorden zie, ga ik vanzelf een beetje dieper denken. Ik begin dan te voelen dat ik een redelijk wezen ben, met verstand en inzicht begaafd, een – een – kortom, een hommel.’” Citaat (p.153/154): “’Kom, kom, kom,’ sprak de worm, die zich nu werkelijk in de vreemdste bochten begon te kronkelen van ingenomenheid, ‘weest u toch niet beschaamd. Wij kunnen niet allemaal een worm zijn. Nu, wat is het?’ ‘Ik zou graag willen weten hoe u zich zo…’ Erik zocht naar het juiste woord om den worm niet te kwetsen, ‘zo opgeruimd kunt voelen, terwijl u toch eigenlijk – blind bent.’ ‘Ik kan mij uw verlegenheid van zo even wel begrijpen,’ sprak de worm, een hevigen kronkel makend, ‘de vraag is dom. Maar dat hindert niets, want van zijn domheden leert men. De zaak is dat u de rollen omdraait, mijn waarde. Het is juist een groot voorrecht om blind te zijn, een teken van uitverkiezing. Hoeveel dieren zijn er blind? Ik kan ze op mijn ringen natellen, zo weinig zijn het er. Wij, wormen, hebben geen ogen nodig. U wel. Dat is een teken van zwakte.(…) En zo praatte het dier voort, terwijl het zich van louter vergenoegdheid in steeds ingewikkelder bochten wrong.” 10. Samenvatting: Erik Pinksterblom ligt in zijn bed, maar hij probeert niet in slaap te vallen, omdat hij het gevoel heeft dat er iets bijzonders gaat gebeuren. In gedachten herhaalt hij wat hij die middag geleerd heeft uit ‘Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie’, want de volgende dag heeft hij een proefwerk over de insecten. Hij bekijkt het schilderij ‘Wollewei’, waarop een weiland met schapen, een herder en allerlei mogelijke insecten staan afgebeeld. Erik bedenkt dat het fijn zou zijn om in de wereld van het schilderij te leven; er zijn immers geen verplichtingen. Opeens ziet hij de schilderijen van grootvader en grootmoeder Pinksterblom bewegen. Zijn grootmoeder stapt uit haar lijst en vertelt hem dat alle schilderijen leven, ook ‘Wollewei’. Dan wordt Erik plotseling steeds kleiner, zo klein dat hij in het schilderij kan stappen. Zo komt hij terecht in de wereld van het schilderij, het land Wollewei. Hier ontmoet Erik allerlei insecten. Als eerste komt hij in contact met de wespenfamilie Van Vliesvleugel, een adellijke familie die benadrukt dat het hebben van adellijk bloed belangrijker is dan het hebben van geld (hoewel dat natuurlijk wel handig is). Na een gezamenlijke maaltijd vliegt Erik per hommel naar een hotel, waar hij de nacht kan doorbrengen. De eigenaar van het hotel is een slak en het hotel zelf is het huis van een reuzenslak uit de ijstijd. Erik verbaast de hotelgasten door, zonder dat ze zich voorgesteld hebben, te weten wie ze zijn. Ze zijn allemaal erg benieuwd naar de inhoud van ‘Solms’ Beknopte Natuurlijke Historie’: doen ze het wel zoals het in het boekje staat? Maar al snel zijn de insecten weer slechts geïnteresseerd in zichzelf. Dan ontmoet Erik een vlinder, die erg aardig blijkt te zijn. Hij neemt de vlinder in vertrouwen en deze belooft dat hij Erik zal helpen bij het terugvinden van de lijst van het schilderij. Samen hebben ze een erg plezierige tijd, maar de lijst vinden ze niet. De vlinder verlaat Erik als hij verliefd wordt op een vlindermeisje en kort daarna met haar trouwt. Erik is weer alleen. Hij heeft honger, en hoe havenlozer hij eruit ziet, hoe brutaler de insecten zich tegen hem gedragen. Dan ontmoet hij een doodgraver, die hem uitnodigt voor de maaltijd. De familie wordt echter opgegeten door een mol en Erik vervolgt zijn zwerftocht weer. Hij ontmoet een regenworm, die zo kronkelt dat hij een onontwarbare knoop in zichzelf legt, en komt in contact met een grote mierenkolonie. Hier wordt hij gastvrij onthaald; de mieren hebben al over hem gehoord en zijn benieuwd naar zijn kennis uit Solms. Erik blijft een tijdje bij de mieren, maar tijdens een feestelijke maaltijd wordt het hem teveel. Hij begint te huilen van heimwee. De mieren beloven hem dan te helpen met het vinden van de lijst. Met z’n allen trekken ze er de volgende dag op uit. Echter, onderweg komen ze een ander mierenleger tegen en er ontstaat een veldslag. Tijdens het gevecht krijgt Erik een straal mierenzuur in zijn ogen…en als hij zijn ogen weer opendoet, zit hij rechtop in zijn bed. Het lijkt een droom te zijn geweest: de schilderijen houden zich roerloos, geen van zijn huisgenoten heeft hem gemist en het proefwerk over insecten heeft hij diezelfde dag. Dit proefwerk maakt hij echter erg slechts, omdat hij dingen opschrijft die niet in Solms staan. Erik hoopt dat hij ooit nog eens terug mag gaan naar de wereld van ‘Wollewei’, maar het wonder gebeurt nooit weer. 11. Thema, motieven en motto: Het thema van het verhaal is de bekrompenheid en het materialisme van de mensen. Dit onderwerp wordt op luchtige, humoristische wijze gehekeld. De insectenwereld wordt vergeleken met de mensenwereld. Duidelijk wordt echter gesteld dat de zo ideaal lijkende insectenwereld toch ook zijn beperkingen heeft en dat men zich niet teveel moet bekommeren om materialistische dingen (in het boek gesymboliseerd door honing). Citaat (p.37): "Het eerste wat de kleine Erik deed in het land Wollewei was – huilen. Ja, dat is nu wel een beetje vervelend om te vertellen; maar deden wij soms anders toen wij voor het eerst gezet werden in het schilderij waarin we nu al zolang leven?" Citaat (p.193): “Vaart allen wel, houdt altijd de lijst in het oog, - en bekommert u niet te zeer om honing.” In het boek komen een aantal motieven voor, die direct of indirect te maken hebben met het thema: q Dromen – Het avontuur in het land Wollewei is voor Erik een droom die uitkomt. Uiteindelijk blijkt het hele avontuur een droom te zijn, wat Erik erg jammer vindt. Citaat (p.24): “’Wat moet het toch heel wezen,’ peinsde hij hardop (want hij was nog steeds bang in slaap te vallen), ‘wat moet het toch heerlijk wezen om daar te leven! Nooit geen proefwerken meer over insecten, want iedereen is daar zelf insect; altijd honing in overvloed, je speelt maar wat in het groene gras en de dag is voorbij. ‘s Avonds lang opblijven, niemand die er wat van zegt. En dan slapen in die rode papaver daar links, of in het slakkenhuis, als daar plaats is. ’s Ochtends sta je op, je wast je handen in een dauwdruppel, en klaar ben je. En dan loop je wat rond en kijkt naar het leggen van de eieren en het uitkomen der larfjes, want je bent de enige die er wat van weet. O, wat zou ik…’” q Hebzucht – De insecten zijn zeer gesteld op materialistische dingen (honing), ze zien het verzamelen van honing als zeer belangrijk. Citaat (p.117): “Als men maar in het oog hield, dat het ten slotte honing was, waar men op uit moest komen, en honing alleen.” q Superioriteit – De insecten praten alleen maar over zichzelf en vinden zichzelf allemaal ontzettend belangrijk. Citaat (p.47): “’Er zijn toch heel aardige beesten onder,’ meende Erik, een vlinder na-ogend, ‘leuke kleuren…’ ‘Die verraden hen juist,’ onderbrak mevrouw, ‘echte oude adel takelt zich niet zo toe. Zij weet dat het daar niet in zit, maar in het bloed. Heeft men het bloed eenmaal dan is de rest bijzaak.’ q Beperktheid van het leven – De insectenwereld mag dan wel ideaal lijken, maar het is (volgens de schrijver) belangrijk om steeds de 'lijst', symbool voor de beperktheid van de wereld, in het oog te houden. Het motto van het boek wordt genoemd aan het begin van het boek, voor het eigenlijke verhaal begint: Citaat (p.16): "'Noi tutti siamo esiliati, viventi entro le cornici di uno strano quadro. Chi sa questo, vive da grande. Gli altri sono insetti.' 'Wij zijn alle bannelingen, levend binnen de lijsten van een vreemd schilderij. Wie dit weet, leeft groot. De overige zijn insecten.' Leonardo da Vinci (in een brief aan Gabriele Piccolomini)" Dit citaat sluit nauw aan bij het thema van het boek. Het wil zeggen: wie de beperktheid van het aards bestaan kent, leeft groot (in het boek is dit Erik); de anderen zijn bekrompen, materialistisch (als de insecten in het boek). 12. Bedoeling van de auteur: De auteur wil de lezer voornamelijk wijzen op de beperktheid van het bestaan en op de bekrompen en materialistische denkwijze van de mens (zoals verwoord in het thema/motto). Daarnaast zijn echter een aantal 'subdoelen' aan te wijzen. In de eerste plaats hekelt Bomans de wetenschap; in de vele voorwoorden die hij bij iedere nieuwe druk schreef, maakt hij steeds weer zijn excuses aan de wetenschappers, maar dit doet hij op zo'n manier dat je slechts moet lachen om het 'gezeur' van de kenners. Of de voorwoorden zijn gebaseerd op échte brieven van kenners, is overigens maar de vraag. Waarschijnlijk zijn ze door Bomans zelf verzonnen, om te gebruiken voor zijn doel. Citaat (p.6): "'En zo is het overal in dit boek. Al de daarin voorkomende beesten lopen op te veel of te weinig poten rond. In het belang van de wetenschap meende ik hiervoor te moeten waarschuwen.' (..) De enkele trouwe vrienden die ik bezit zijn ijlings naar mij toegesneld en riepen: 'Veranderen! Helemaal omwerken!' Om hen te gerieven heb ik dan ook in dezen druk hier en daar een achterpoot geschrapt of een dekschildje bijgevoegd. Maar met plezier ging het niet; het aantal fouten is er overigens door vermeerderd." In de tweede plaats haalt Bomans terloops nog even uit naar de (moderne) kunst, die ontoegankelijk is voor de gewone mensen. Dit komt duidelijk naar voren in de passage over de mierendirigent, die muziek schrijft die geen van de mieren begrijpt en waardeert. Citaat (p.173): "'(..) Men is er nog niet rijp voor.' 'Waar is men eigenlijk nog niet rijp voor?' vroeg Erik eerbiedig. 'Voor mijn muziek. Het blijft weer onder ons, meneer Pinksterblom, maar het gaat boven hun pet. Ze dóen wel alsof ze het begrijpen, maar ze begrijpen het niet.' De musicus schudde het hoofd en glimlachte treurig. 'Ach, dat is naar,' zei Erik, 'en hebt u al veel van die onbegrijpelijke muziek gemaakt?' 'Niet veel, maar wel diepe,' sprak de kunstenaar, 'en het zit 'm ook niet in het vele, maar in het diepe. (..)'" 13. Eigen mening: Ik vind 'Erik of het klein insectenboek' een erg grappig boek. Het heeft iets weg van een sprookje, waardoor het heel anders is dan andere boeken van de boekenlijst Nederlands. Het boek las vrij makkelijk, je hoeft op het moment van lezen niet echt na te denken. Bij het maken van het boekverslag was het wel nodig iets dieper naar het boek te kijken, omdat de schrijver duidelijk een boodschap heeft voor zijn lezerspubliek. In deze boodschap kan ik me wel vinden, en ik vind de manier waarop Bomans deze boodschap brengt een erg originele (insectenwereld = mensenwereld). Door de gedetailleerde beschrijvingen van het land Wollewei en de inwoners (insecten) zie je het verhaal voor je ogen afspelen. Je leeft hierdoor ook erg met hoofdpersoon Erik Pinksterblom mee. Het boek heeft een gesloten einde (alle vragen worden beantwoord) en dat is ook een voordeel, want hierdoor kun je het boek met een voldaan gevoel wegleggen. Al met al een aanrader! http://www.scholieren.com/boekverslag/48504 |